zaterdag 27 januari 2018

Omdat relaties daarom draaien


Hij stond daar stil in de tent op het festivalterrein. Aan de ene kant van hem zijn ex met haar nieuwe lover. Aan de andere kant stond zij. Beiden hadden de festival kaartjes gekocht toen ze nog in een relatie zaten, met hun ex waarmee ze ooit zo gelukkig waren. Nu voelden ze zich samen alleen tussen al die mensen. De muziek dreunde hard door de speakers en ze wilden ontsnappen uit de situatie. Niet zo goed wetende hoe. Zij pakte zijn hand en nam hem mee. Wurmend door de menigte elkaar niet loslatend. Springend in de pit raakte ze elkaar soms kwijt om elkaar telkens weer terug te vinden. Bijna twee jaar later wist zij hoe ze elkaar af en toe kwijt konden raken om elkaar weer terug te vinden. Ze wou dat ze terug kon gaan naar dat moment waarop ze zijn hand nog vasthield. Voordat alles misging. Voordat ze afstand hield op het moment dat hij juist haar nabijheid nodig had. Voordat ze inzag dat ze er voor hem had moeten zijn, wanneer hij haar nodig had omdat relaties daarom draaien. Ze wist dat nu en ze had spijt van wat ze had gedaan. Ze wist ook dat ze op dat moment niet bang was omdat ze dacht dat hij wellicht niet de ware was. Ze was doodsbang omdat ze wist dat hij het juist wel was. Als hij haar nog één kans zou willen geven. Eén kans. Wist hij waar hij haar kon vinden.

woensdag 25 oktober 2017

Ongemakkelijke ontmoeting


‘Uw bestemming bevindt zich aan de linkerkant’ spreekt de vrouwenstem uit mijn mobiel. Ik kan het me bijna niet voorstellen. De flat oogt als een seniorenwoning, met plantenbakken aan de relingen van de balkons. Toch klonk de stem vrij zelfverzekerd dus besluit ik de rotonde te pakken om terug te rijden, kijken of ik de auto (zonder stuurbekrachtiging) op een makkelijke manier kan parkeren. Het parkeerterrein aan de andere kant van de straat staat vol auto’s met Duitse kentekenplaten en het parkeerterrein van het flatgebouw wordt geblokkeerd door een slagboom. Hij had mij hier al voor gewaarschuwd maar gezien de sleutel van de slagboom bij zijn ouders lag was het geen optie om daar te parkeren. Verder zie ik helaas weinig opties waar ik geen rare maneuvers voor uit hoef te halen. Wanneer ik besluit om dan maar een straat verder te pakken gaan de lampen van een geparkeerde auto aan, ik wacht geduldig om zijn gemakkelijke plekje over te nemen. Met uiterste precisie parkeer ik in. Ik wil niet dat hij zo denkt dat ik een belabberd chauffeuse ben die niet in kan parkeren zoals de meeste mannen graag denken. In mijn achteruitkijkspiegel check ik nog snel of mijn make-up nog een beetje zit. Ik rij ’s avonds graag met het raam open en ik heb geen zin om als een pandabeer aan te komen, laat ik nog even het idee vasthouden dat ik een spontane vrouw ben die haar zaakjes op orde heeft. Ik controleer mijn mobiel wat het huisnummer precies was en of hij nog een bericht heeft gestuurd, maar helaas geen nieuwe berichten. Naast de auto rook ik nog snel een sigaret om mijn zenuwen wat te kalmeren. Ik bereid me voor op wat ik zou kunnen zeggen en prent in mijn hoofd dat dit puur vriendschappelijk is. Zolang ik dat voor ogen houd is het al een stuk minder spannend. Blijkt dit nu vreselijk ongemakkelijk te zijn dan weet ik ook dat het puur vriendschappelijk blijft, als het al een vriendschap kan worden. In mijn tas zoek ik naar smintjes, ik houd mezelf, tegen beter weten in, voor dat ik daarmee de geur van de sigaret een beetje kan verdoezelen. Met een zelfverzekerde houding loop ik richting de ingang van het grote gebouw, helaas ligt mijn focus zo gericht op de voordeur dat ik de stoeprand mis waardoor mijn hak schuin op het asfalt terecht komt, ik mijn evenwicht verlies en ik bijna voorover val richting de straat. Gelukkig weet ik mezelf net op tijd weer in balans te brengen om een ladder in mijn panty te voorkomen. 
Voor de glazen deur blijf ik nog even staan en staar naar binnen. Het lijkt echt op een seniorenwoning. Met grote bakken waar bloemstukken in staan en een tapijt wat zojuist lijkt te zijn gestofzuigd. Ik adem even diep in en uit voor ik aanbel bij het juiste nummer. ‘Hi wie is daar?’, ‘ik ben er doe je even open?’, ‘prima!’. Vervolgens blijft het stil. Ik kijk ongemakkelijk naar mijn mobiel hoeveel tijd er verstrijkt. Als ik na zeven minuten nog geen beweging zie in de lobby begin ik aan mezelf te twijfelen. Zou hij zelf onderweg zijn naar beneden of moet ik wachten op een buzz die de deur opent. Het pand is misschien wel groot, maar nu ook weer niet zo groot dat je vanaf de bovenste verdieping er zolang over doet om naar beneden te komen, of ben ik wat te ongeduldig? Ik besluit nog een keer aan te bellen en weer neemt hij op, deze keer met wat meer twijfel in zijn stem. ‘Hi wie is daar?’ ‘Ik ben het weer, kun je de deur open maken anders wordt het wat lastig om binnen te komen’. Hij begint te lachen ‘Ik vond al dat je er lang over deed’. De buzz gaat en ik kan de deur openen. Ongemakkelijk loop ik richting de lift zoekend naar welke verdieping ik moet. Met elke etage dat ik opstijg lijkt mijn buik mee te gaan, ik ben zenuwachtig. Nu weet ik van mezelf dat ik nogal klunzig kan worden als ik zenuwachtig ben dus probeer ik extra te focussen op mijn bewegingen. Vanavond ga ik niet vallen of struikelen, ik loop niet tegen zo’n nette plantenbak aan en ik let op of er duwen of trekken op de deur staat. Tot mijn eigen verbazing gaat dat goed, dus met een trots gevoel klop ik op het raam bij zijn deur. Ik zie hem al leunend op één heup in de keuken staan, met zijn hand aan de klink van de koelkast. Waarschijnlijk twijfelend of hij voor wat fris moet gaan of toch een biertje. Wanneer hij het kloppen hoort schrikt hij op en loopt glimlachend richting de voordeur. Ongemakkelijk omhels ik hem, ik had er nog niet echt over nagedacht hoe ik hem moest begroeten. Na ons ongemakkelijke afscheid laatst was ik eigenlijk al een klein beetje verbaasd dat we nog berichtjes over en weer bleven sturen. Vreemd genoeg vond ik dat eigenlijk wel fijn en was ik ondertussen wel benieuwd wie hij nu werkelijk was. Uit ervaring weet ik dat je bij de meeste mannen al een hoop kunt zien aan hun huis, wat voor smaak hebben ze en sluit dat aan op de mijne? Hebben ze überhaupt wel smaak of is het nog studentikoos met een hoop oude meubels die totaal niet bij elkaar matchen.

Als ik achter hem aan de woonkamer in loop ben ik blij verrast. In tegenstelling tot wat het pand doet vermoeden is zijn interieur totaal niet oubollig en ben ik direct verliefd op zijn kleurige bank en het prachtige schilderij aan de muur. Het televisie meubel is misschien niet mijn smaak maar goed dat moet hij natuurlijk ook zelf weten. Ongemakkelijk neem ik plaats op zijn bank. Ik doe hard mijn best om zo relaxt mogelijk over te komen en complimenteer hem op zijn interieur. Hij verteld dat hij er zelf ook content mee is maar dat hij nog steeds wat dingen mist in huis, zoals een toiletborstel en een stofzuiger. Als ik vraag hoe hij het dan zo netjes houd krijg ik het antwoord wat ik eigenlijk al had kunnen verwachten, hij is er niet zo vaak en zijn moeder helpt hem geregeld. Ik weet niet zo goed wat ik moet vinden van dit antwoord en ben dan ook blij als hij het onderwerp veranderd door te vragen of ik wat wil drinken. Ik twijfel, mijn hele lijf snakt naar alcohol om deze ongemakkelijkheid te verbloemen maar ik speel op safe door te vragen om een glas water. Hij verdwijnt in de keuken en ik neem de ruimte tot in detail in me op. Het is donker buiten maar ik kan wel zien waarom hij voor deze woning heeft gekozen, dicht bij het centrum en een prachtig uitzicht op het water. Hij heeft wel vaker foto’s gestuurd van het uitzicht maar ik had me daarbij niet zo’n pand voorgesteld. Hij komt terug met een speciaal biertje en een glas water en ik heb direct spijt van mijn keuze.

Hij vraagt hoe de reis is verlopen met de oldtimer en uit ongemakkelijkheid gaat bij mij de ratelmodus aan. Niet dat er nu zoveel spannends is gebeurd onderweg maar ik probeer de stiltes te voorkomen. Ik vertel over de zonsondergang onderweg, met de prachtige kleuren, over de hoeveelheid vrachtwagens die tergend traag voor mij bleven rijden dat zelfs ik ze in kon halen met de oldtimer, over de lekkere nummers op de radio en de verbazing die ik had toen ik het pand van de buitenkant zag. Ik laat even achterwege wat ik van de binnenkant vond. Aandachtig luistert hij, rustig drinkend uit zijn glas. Ik kan niet zo goed inschatten wat hij van mijn verhaal vindt dus ik besluit het onderwerp te veranderen naar hem. ‘Hoe was jouw dag?’ een onzinnige vraag eigenlijk want we hebben de hele dag weer lopen appen dus ik ben redelijk op de hoogte van zijn doen en laten maar toch, hij mag ook wel eens wat zeggen. Hij verteld dat hij wat moe is en zich voorbereid op zijn vertrek. Blijkbaar gaat hij een dag eerder weg dus vind hij het fijn dat ik onverwachts toch nog tijd voor hem vrij heb kunnen maken. Echt veel heeft hij niet gedaan, hij deed een poging tot opruimen maar gezien een zekere blonde dame maar bleef appen was hij wat afgeleid. Ik merk dat ik wat begin te blozen als hij een zekere blonde dame uitspreekt. Uit ongemak draai ik een plukje haar tussen mijn vingertoppen. Het domste plan ooit want met die haaruitval van mij op het moment, laat het natuurlijk weer los en gezien hij net heeft uitgelegd dat hij geen stofzuiger heeft word ik nog ongemakkelijker bij de gedachte dat straks zijn bank onder de haren zit. Dat ik mijn eigen woning dagelijks moet stofzuigen is irritant maar wat moet zijn moeder wel niet denken als ze straks lange blonde haren van de bank af mag halen. Ik laat mijn haar snel weer los en denk na over een volgende vraag maar hij is mij alweer voor door te vragen naar de reanimatiecursus. Waarschijnlijk hanteert hij nu dezelfde tactiek als ik door het onderwerp naar de ander te verplaatsen om te voorkomen dat het stil blijft of je domme dingen gaat zeggen. Ik vertel over de reanimatiecursus die we vandaag hadden op werk en hoe ik telkens het slachtoffer was van de instructeur. Hij lacht ‘ik begrijp die instructeur wel, ik zou jou ook als voorbeeld gebruiken bij de mond op mond beademing’. Ik schrik van de directheid van deze opmerking en praat er overheen door uit te leggen hoe jammer ik het vond dat mijn sollicitatietraining vanavond weer niet doorging maar dat ik het wel fijn vind om hier te zijn.

Op dat moment zie ik mijn kans schoon om te beginnen over zijn werk, want om heel eerlijk te zijn vind ik zijn beroep maar een vage term en als ik probeer om het zelf uit te leggen aan vrienden voel ik me net een kleuter die uitlegt hoe regen ontstaat.  Hij begint te vertellen en ik zie aan z’n gezicht dat hij het leuk vind om hierover te praten. Niet dat hij mij aan durft te kijken maar aan de intonatie van zijn stem hoor je duidelijk hoeveel passie hij uit zijn werk haalt en hoe anders dat toch ging in zijn studententijd. Hij verteld over zijn opleidingen, de samenwerkingen die hij toen aan is gegaan en zijn studentenvereniging. Ik vind het fijn om hem zo uitgelaten te zien en besef me direct dat ik hem hoogstwaarschijnlijk niet eens had aangesproken als ik hem in die tijd tegen was gekomen. We komen duidelijk uit twee totaal verschillende werelden en hoewel ik een vage aantrekkingskracht tot hem voel vind ik hem niet bijzonder aantrekkelijk. Als hij de laatste slok neemt uit zijn glas besluit hij dat het ook voor mij tijd wordt om een speciaal biertje te proeven, ten minste als ik dat wel wil nu ik met de auto ben. Ik besluit dat eentje wel moet kunnen.

Als hij terugkomt met twee volle glazen gaan we verder terug in de tijd. We bespreken uit wat voor gezinnen we komen, wat voor hobby’s we hadden als kinderen en wat voor dromen we toen nog hadden en in hoeverre die zijn uitgekomen. We lachen veel en ergens voelt het gesprek heel vertrouwd en merk ik dat ik me meer open durf te stellen dan ik normaliter zou doen in zo’n situatie, maar doordat hij mij nog steeds niet aan durft te kijken en aan het andere eind van de bank zit voel ik toch een bepaalde muur waardoor ik de situatie niet zo goed kan inschatten.

Als hij even naar het toilet gaat, kijk ik snel om me heen hoe het met mijn haar situatie staat en moet ik helaas opmerken dat het aan mijn deel van de bank vol zit met blonde haren. Met een sneltrein vaart verzamel ik de ergste plukken die ik deponeer in de prullenbak in de keuken. Ik weet dat dit het niet oplost maar het maakt het in ieder geval een beetje minder erg. Als hij terug komt zie ik hoe laat het is en besluit ik dat het voor mij tijd is om te gaan als ik morgen nog een beetje fit op werk aan wil komen. Ik kan uit zijn blik niet echt opmaken of hij dit nu jammer vind of dat het voor hem een opluchting is. Misschien iets te enthousiast, neem ik afscheid van hem en bedank ik hem voor de fijne avond. Ik geef hem toch weer een ongemakkelijk knuffel voordat ik de deur achter mij sluit en de gang weer tegemoet treed. Ik krijg weer mijn typische, rare lachje die vanuit mijn buik lijkt te komen. Zo’n lachje dat ongeremd is en alleen maar opkomt als je niet zo goed weet hoe je je moet voelen bij de situatie. Als ik aan een deur trek die je moet duwen weet ik mezelf weer voor even te bedaren, kom op dit ging best goed, nu moet je het ook fatsoenlijk afronden en niet onderuitgaan.

Als ik eenmaal buiten sta voel ik de koude wind op mijn warme gezicht en schiet ik weer in de lach. Het is een aangenaam gevoel om even af te koelen en te bedaren. Ik steek een sigaret op en kom tot het besef dat dit toch wel erg ongemakkelijk was en dat ik waarschijnlijk niets meer van hem ga horen. Toch besluit ik hem alsnog een berichtje te doen om hem te bedanken voor de avond meer uit beleefdheid dan dat ik werkelijk geloof dat hij het voor herhaling vatbaar vond.  

maandag 9 januari 2017

Het etentje

Het is een excentrieke geur, de mengeling van aftershave en zweet wanneer je net van de fiets afstapt om me te omhelzen.
Om me nog de beste wensen te geven.
Het is de geur van geluk.
De geur van iets wat je van de één op de andere dag kunt verliezen.

Je ogen zijn dof, omlijst door rimpels van nachtenlang wakker liggen.
Een blos van de kou kleurt je wangen pastelroze.
Een glimlach doorbreekt je strakke gezicht.
Een poging mij gerust te stellen voor wat gaat komen.

Het geluk heeft je de laatste maanden teleurgesteld, waardoor je ineens een stuk ouder lijkt geworden.
Je houd je sterk door je lijf in al zijn lengte te strekken.
Leunend op je linker heup met je handen in je zakken probeer je een zelfverzekerde, ontspanne indruk te maken.
De trilling in je stem bevestigd het tegendeel.

Je besluit je aandacht te richten op anderen door met hen het gesprek aan te knopen, terwijl je ogen mij continu in de gaten houden.
Je volgt de lijnen van mijn lichaam, mijn gefriemel met mijn handen, het onstabiele loopje.
Ik voel je beoordelende blik branden op mijn huid.
Een tinteling, met deze harde koude wind.
In mijn hoofd spelen alle scenario's van jouw mogelijke gedachten zich af op een groot filmdoek.
Meer dan gissen kan ik niet doen.

Wanneer we naar binnen lopen voel ik je ogen branden in m'n rug.
Ik ben zelfbewust van elke beweging die ik maak.
Je wacht subtiel af welke stoel ik pak, om vervolgens zelf plaats te nemen op de stoel die de meest afstand creëert.
Veilig.
Terwijl ik praat met anderen blijf je me observeren.
Het maakt me ongemakkelijk, kwetsbaar.
Je aanwezigheid heeft een invloed op mijn volledige zijn.

Wanneer een ober langs komt om de drankjes op te nemen, valt het je op dat je als enige alcohol besteld.
Je controleerd nog even of ik wel wat heb besteld om me vervolgens vragend aan te kijken.
Ik negeer je blik om te kunnen focussen op de andere mensen aan onze tafel.
Ik probeer mijn aandacht van je weg te trekken.
Ik wil me vanavond niet door jou laten beheersen.

Tijdens het eerste gerecht vragen mensen naar mijn relatie.
Ik zie je schouders een beetje zakken, je kijkt verdwaald om je heen in de hoop je ergens anders op te kunnen focussen.
Je maakt je klein.
Alsof je zou willen dat je op dit moment zou kunnen verdwijnen.
Ik wil je geen zeer doen en probeer mijn reacties kort en nietszeggend te houden.
Het besef dringt pas laat door bij de vragenstellers, waardoor ik je vanaf dat moment kwijt ben.

Ik ben opgelucht als de vragen stoppen maar ik weet dat ik te laat ben.
Alles aan je veranderd.
Je leunt naar voren om je arm op je bovenbeen te leggen.
Je vaste 'nonchalante' houding wanneer je jezelf beter probeert voor te doen dan je je voelt.
Je laat me links liggen en besluit over je vriendin te beginnen.
Niet dat iemand je ernaar heeft gevraagd.
Je probeert me te overtreffen, te laten zien dat het bij jou beter gaat, dat je beter af bent zonder mij.
Alles aan je verraad het tegendeel.
De lichte trilling in je stem, de rode vlekken in je hals, het overdreven optimisme.
Ik zou voor jou willen dat je het niet hoefde te spelen.

Ik loop naar buiten voor een sigaret, ik wil deze situatie laten bezinken, het uitschreeuwen en tegen mijn mede roker alles opbiechten wat er omgaat in mijn hoofd.
Ik besluit mijn mond te houden, professioneel te blijven en te praten over nietszeggende onderwerpen die ons beide niet echt interesseren, maar een stilte voorkomen.

De gesprekken aan tafel zetten zich voort, je besluit je op één iemand te richten.
Te vertellen over werk en wonen, de veilige onderwerpen in zo'n gezelschap.
Ik probeer mee te luisteren tot ik door heb dat iemand tegen mij aan het praten is.
Ik schraap mijn energie bij elkaar om het te volgen en gerichte vragen terug te stellen.
Ik vind het gesprek interessant en ik weet dat ik hier in een andere setting nog uren over door zou kunnen praten.

Ik voel me ongemakkelijk alsof ik niet in dit lijf zit maar er ergens boven zweef.
Alsof ik totaal geen controle heb over mezelf of deze situatie.
Ondertussen negeer je me volledig en lijk je op te gaan in je gesprek.
Alsof ik je zoveel zeer heb gedaan dat ik niet meer je aandacht waardig ben.

Pas als we het nagerecht bestellen kijk je me strak aan.
Je vraagt of ik koffie wil.
Nu je weet dat je mijn volledige aandacht hebt, besluit je gelijk een toetje to go te bestellen.
Daar had je vriendin om gevraagd zeg je erbij.
Alles in mij staat roodgloeiend.
Waarom doe je dit? Waarom wil je me opzettelijk zo kwetsen?
Ik probeer je opmerking te negeren, zoals jij dat begin van de avond deed. Terwijl ons gezelschap er enthousiast op reageert.
Wat ben je toch lief.

Ik ben opgelucht als ik buiten sta.
De koude wind op m'n gezicht.
Mijn vingers trillen ervan en ik moet opletten dat de sigaret er tussen blijft balanceren. Iedereen neemt langzaamaan afscheid maar wij blijven een beetje dralen.
Alsof jij dezelfde hoop hebt als ik om nog even alleen over te blijven.
Even een moment met z'n tweeën te zijn en te kunnen praten.
We zijn niet de enige die dralen.
Wanneer er gevraagd word of ik samen terug wil fietsen kan ik moeilijk nee zeggen.
Je besluit hierop te eindigen met een steek. 'Ik moet inderdaad ook maar eens naar huis. Mijn vriendin wacht op haar toetje'.

Je laat me achter met een steen in mijn buik en alleen nog je geur na een omhelzing. De geur van iets wat je van de één op de andere dag kunt verliezen.

zondag 28 augustus 2016

Je vroeg of je me nog een knuffel mocht geven en of we nog wel vrienden konden blijven. Tuurlijk.


Zondagmiddag, ik stak mijn zoveelste sigaret aan op het bankje onder het afdakje. Ik had me ondertussen al drie keer omgekleed, mijn haren overnieuw gedaan, om tot de conclusie te komen dat het er niet beter op zou worden. Ik probeerde de tijd te doden en er tegelijkertijd op m’n best uit te zien. Ik had die ochtend al een paar keer boven het toilet gehangen uit pure spanning. Ik kon de hoop om er fatsoenlijk uit te zien, net zo goed meteen laten varen.

Het is alweer vijf weken geleden dat ik je heb gezien. Vijf weken geleden werd ik nog naast je wakker, om gehaast op de fiets te stappen naar werk. We appten die week aan één stuk door. We wilden elkaar weer zien. Gewoon weer even bij elkaar zijn. Met de feestdagen en jouw vakantie in het vooruitzicht zat dat er even niet in.
Ik wist dat dit niet jouw beste tijd van het jaar was. Het verbaasde me dan ook niet dat je tijdens de feestdagen steeds minder berichten stuurde. Ik miste je, maar spammen leek me weinig zin te hebben. Na de kerstdagen vertrok je op reis. Ik was in staat vrij te vragen om je weg te kunnen brengen naar het vliegveld, maar dat vond jij niet nodig.
We hielden zoveel mogelijk contact. Af en toe stuurde je een foto of een lief berichtje als teken van leven. Hoewel ik je op dit moment volledig vertrouwde vond ik het lastig om zoveel afstand tussen ons in te hebben. De achterdocht nam af en toe de overhand, maar ik probeerde het zo min mogelijk naar je te uitten. Je had het naar je zin en kwam weer wat meer tot jezelf zei je.
Met oud en nieuw zei ik dat ik van je hield. Zoals jij dat jaren terug op het dak zei. Je zei het niet terug maar vond het lief en we zouden elkaar snel weer zien. Ik telde de dagen af tot je weer in het land was, ik kon niet wachten om je weer vast te houden.

Je reispartner waarschuwde me dat ik me niet te veel moest opwinden. Ik heb nog weleens de neiging om zo blij te zijn dat het bijna manisch word. Voor de ander soms een beetje intimiderend.
Je liet me weten dat je weer was geland en dat luchtte enorm op. Het is niet dat ik panisch ben voor vliegen maar weten dat iemand weer met beide benen op de grond staat is toch wel prettig. Ik gaf je twee dagen de tijd om weer rustig te settelen voor ik voorstelde om iets af te spreken. Je had helaas geen tijd en eigenlijk de komende tijd sowieso niet. Het maakte me een beetje bang, waar komt dit ineens vandaan? Na een week besloot ik je ‘spontaan’ op te zoeken, zoals ik afgelopen jaar wel vaker had gedaan. Je was niet thuis. Na een tweede week van amper contact besloot ik dat ik mijn behoefte misschien wat duidelijker moest uitspreken. ‘Heb je deze week misschien nog een gaatje vrij? Ik wil je echt heel graag zien.’ Je had op zondagmiddag wel tijd en je stelde voor om ergens in een café af te spreken. Mijn alarmbellen gingen af. Waarom wil je op een openbare plek afspreken?
De rest van de week bedacht ik allemaal doemscenario’s. In mijn hoofd had je ondertussen de liefde van je leven in het buitenland ontmoet en besloot je dat het huisje, boompje, beestje verhaal misschien toch niet zo gruwelijk was als je altijd verkondigde. Ik wist niet wat ik moest verwachten maar ik vreesde voor het ergste. Ik bereidde het gesprek tot in detail voor, wat je zou kunnen zeggen en hoe ik dan zou reageren. Ik had al verschillende outfits gepast om te beslissen wat het meest geschikt was. Als ik je dan weer zou zien dan wilde ik er op mijn aller best uit zien en niet als het wandelende lijk, zoals ik me de afgelopen weken had gevoeld. Ik kon al nachten niet slapen van de doemscenario’s in mijn hoofd en mijn concentratie op iets anders dan ons toekomstige gesprek was ver t zoeken. Je appte de avond van te voren af.

Vandaag was ik ervan overtuigd dat het wel door zou gaan. Na een slapeloze nacht en een gruwelijk lange ochtend kwam ik tot de conclusie dat ik moest stoppen dingen in te vullen. Voor hetzelfde geld was er helemaal niets aan de hand en had je het na deze weken van afwezigheid gewoon super druk op werk. Niet dat dit voorheen een probleem was, maar toch. Ik probeerde mezelf moed in te spreken maar voelde me een wrak. Ik besloot eerder in de auto te stappen. Dan had ik nog wat tijd voor mezelf om alles op een rijtje te zetten en een rondje te lopen voordat ik gehaast het café zou betreden.

De radio speelde allemaal power woman ballads terwijl het begon te regelen. ‘It’s all so hard, it’s so hard’. Met elke zin die ik mee schreeuwde voelde ik de spanning afnemen. Des ondanks drukte ik m’n vingers om het stuur heen om niet in tranen uit te barsten. Aangekomen op de locatie bleek ik mezelf wel een erg lang wandelrondje te hebben gegund. Dus ik besloot er gebruik van te maken om een oude route te lopen die ik vaak met mijn ex had gelopen. In de regen vond ik mijn ontlading maar ik besloot toch op tijd richting het café te lopen om niet helemaal als een verzopen kat aan te komen. Je zette net je fiets op slot toen ik aankwam. Je spieren stonden strak gespannen en ik wist direct waar dit gesprek heen zou gaan. We liepen samen naar binnen en ik voelde de afstand tussen ons in hangen. Ik probeerde het te doorbreken door je hand vast te pakken maar je liet hem direct weer los.

Om de spanning te doorbreken probeerde ik de journalist uit te hangen door je allemaal vragen te stellen over de eestdagen en je reis. Je beantwoorde ze vol passie en ik zag hoe je ontdooide. Met ieder glimlachje wist je mijn angsten een klein beetje weg te nemen. Tot je besloot dat we genoeg hadden gekeuveld. ‘Maar goed waar ik het eigenlijk even met je over wilde hebben’.

Hierna volgde de meest bizarre dump speech die ik ooit heb mogen aanschouwen. Eerlijk is eerlijk ik heb er niet veel ervaring mee maar deze maakte indruk. Je hemelde me op als nooit te voren. Je vertelde waarin ik beter was dan jou en wat dat met jouw eigenwaarde deed. Ik voelde me schuldig en verward. Ik was niet beter dan jou dus hoe kon je dit denken. Je vertelde over je eigen ontwikkeling en hoe je een beter persoon wilde worden. Je plannen en je dromen. Ik merkte al snel dat ik niet voorkwam in dit plaatje. Ondanks dat ik er al voor vreesde deed het me erg veel zeer. Ik voelde me wanhopig omdat ik geen grip had op deze situatie en geen idee had hoe ik dat weer kon herpakken. Ik probeerde alles wat ik kon bedenken om je van gedachten te doen laten veranderen. Tot het inzicht uit het niets toesloeg. Je hebt een ander. Toen ik ernaar vroeg bevestigde je dat gelijk. Ik begreep er niets van. Sinds wanneer dan, hoe, wie en waarom? Daar gaf je geen antwoord op. Toen ik je vroeg om er een einde aan te maken zei je dat je dat zou doen. Ik wist op dat moment al dat je dat niet in de nabije toekomst zou doen. Ik voelde me leeg, wanhopig en alleen. Toen ik doorhad dat het voor nu geen zin meer had liepen we samen naar buiten. Je vroeg of je me nog een knuffel mocht geven en of we nog wel vrienden konden blijven. Tuurlijk.

dinsdag 10 mei 2016

Vacature stop

Je ogen branden op mijn huid. In de meeste gevallen zou ik hier ongemakkelijk van worden. Een blos op m'n wangen krijgen en friemelen aan de dekens of mijn haar. Ik zou proberen de blik te ontwijken of de focus ergens anders op leggen. Waarschijnlijk zou ik gaan lachen of ratelen, maar niet bij jou. Bij jou hoef ik me niet te schamen. Ik lees je gedachten en we converseren zonder woorden.

Zelfs na die tijd lijkt dat niet veranderd. We zijn geen partners of vrienden maar meer dan dat. We volgen elkaars bewegingen en begrijpen elkaar nog steeds zonder woorden. De nieuwsgierigheid is onverminderd, maar we zullen er nooit naar vragen. Bij elkaar zijn is al genoeg om rust te vinden.
Wanneer je er niet bent, ben je er niet. Uit het oog uit de geachte maar nooit uit het hart.
Vacature stop.

dinsdag 26 april 2016

Lang leven de koning!

Om heel eerlijk te zijn heb ik niets met het koningshuis, net zo min als (mijn inziens) de helft van Nederland. We hebben een minimaal benul van wat ze precies doen en kunnen ons daar over het algemeen niet echt druk om maken. Of we moeten het koningshuis kunnen gebruiken om een standpunt te maken. Zoals met de slaven op de koets die natuurlijk een duidelijk punt maken waarom zwarte piet afgeschaft zou moeten worden.
Voor mij persoonlijk veel woorden met weinig betekenis. Maar een feestje daar hou ik wel van en met mij veel  Nederlanders.

Elk jaar speur ik weer door mijn kast, heb ik echt niets oranjes? Nee nog steeds niet. Met een beetje geluk vind ik ergens een oranje bloemenkrans of een veer waarmee ik kan doen alsof ik er vol voor ga.

Ik struin over de vrijmarkt, kijkend naar spullen die ik herken van thuis en die inderdaad prima op een kleedje in het gras zouden kunnen liggen. Zelden tot nooit gebruikt.

Na een heftige relatie van een jaar ben ik weer opzoek naar mezelf en naar mijn vrienden. Wanneer ik met mijn ouders langs de kleedjes loop besef ik dat dit eigenlijk te belachelijk is voor woorden voor een 23-jarige.

Ik scroll door m'n whatsapp lijst om te kijken wie ik lastig kan vallen maar eigenlijk alle namen zijn twijfelachtig. Ik heb afgelopen jaar mijn focus iets te veel op mijn partner gehad en heb mijn vrienden gevoelsmatig wat verwaarloosd. Daar baalde ik al eerder van maar op dit moment word het pijnlijk duidelijk. Zitten ze nog wel op mij te wachten?

Onderaan zie ik je naam verschijen. We hebben eigenlijk geen contact gehad afgelopen jaar  want dat mocht absoluut niet en ik ga daar niet mee stoken als de relatie goed zit.

Toch is er iets met iets niet mogen. Alles wat verboden is word ineens interessant. Zoals je eerste sigaret stiekem roken op je 15e puur omdat het verbod het spannend maakt.

Ik ben niemand meer iets verschuldigd en ik probeer me erbij neer te leggen dat mijn ex nu echt mijn ex is en dat dit niet zonder reden was. Ik mag nu dus doen en laten wat ik wil zonder me te moeten verantwoorden.

Ik trek de stoute schoenen aan en besluit je een berichtje te sturen. Je bent in Nijmegen en hebt zin om te komen maar dan wel eerst bier! We spreken af voor de supermarkt om die wens meteen te vervullen. Het is gek om met jou in de supermarkt te staan waar ik op de middelbare school zoveel tijd heb gespendeerd starend naar de schappen.

Deze keer is weinig anders. Wijn is makkelijk, goedkoop en uit een pak. Bier is een grotere uitdaging, wat is lekker en sterk genoeg zodat je niet te veel hoeft te sjouwen. Het staren naar het schap is erg ongemakkelijk maar tegelijkertijd fijn omdat we niet hoeven te praten over serieuze dingen maar onzinnig kunnen lullen over iets basaals als bier. Wanneer we langs mijn middelbare school lopen drinken we binnen no time het pak op,  wederom waarschijnlijk om de ongemakkelijkheid te verbloemen.

In de zon speelt de alcohol al snel in op mijn spontaniteit en begin ik plagerige grapjes te maken. Totaal niet flirterig maar het breekt wel de spanning.

Lopend over de markt kletsen we lekker over van alles en nog wat. We zien amper wat op de kleden ligt, laat staan wie ons aan staat te staren vanaf een krukje. Onze focus ligt op muziek, zoals dat altijd was wat ons bond. Wanneer iemand achter een kraampje ons herkent schrikken we beide op. Bijna beschaamd dat iemand ons samen ziet. We kletsen wat en kopen bij de stand ernaast en afschuwelijke cd waar jij er graag twee van wilden hebben.

We gaan in het gras zitten en drinken zwaar bier. Na een paar slokken slaat de alcohol bij mij snoeihard in. Ik staar naar de wolken, de zon op m'n gezicht, de vochtige grassprieten onder m'n vingertoppen. Ik merk amper dat ik niet alleen ben tot je zegt dat er zo nog wat vriendinnen komen.

Ik probeer me te focussen op het gesprek met z'n vieren maar ik merk dat ik zweef en totaal niet aanwezig ben. Je zegt dat je thuis nog een jointje hebt en zonder na te denken loop ik met je mee. We praten, maar ik sla amper een woord op. Volledig verzonken in m'n eigen wereldje.

Voor je deur ontmoeten we weer een vriendin. Zij lijkt de alcohol ook te voelen en is lekker melig. We zingen op de trappen en houden elkaar stevig vast. Bij jou thuis drinken we nog wat een schreeuwen en springen mee met de muziek tot we beseffen dat je buren hebt.

We besluiten richting de stad te gaan. Ik heb geen fiets en mag de heuvel op fietsen met mijn vriendin achterop. We slingeren over het fietspad en lachen ons kapot. Mijn conditie blijkt zowaar nog slechter dan gedacht en ik ben bijna buitenadem van het lachen en het fietsen.

Gelukzalig stap ik van de fiets. Jij zit bij je hoofd nog ergens bij je werk en besluit flyers uit te gaan delen aan iedereen die ook maar oogcontact maakt. Je begint zelfs te praten met mensen die we beide eigenlijk niet mogen.

We lopen langs de coffeeshop naar het park. Bij de kassa zie ik een collega en probeer zo normaal mogelijk te doen.

Met een biertje in de hand raken we in een diep gesprek op een hoger niveau. De rest snapt er niets van en verdwijnt druppels gewijs. Althans dat is mijn conclusie. De muziek trilt door onze botten en we hebben zin om te dansen. Je pakt me vast en draait me rond. Normaal gezegd zou ik hier iets bij voelen of iets van vinden maar ik zweef en geniet van elke aanraking. Tintelingen op de punten waarop jouw lijf de mijne aanraakt. Als de muziek veranderd en we elkaar los laten, drijven we onze eigen weg af op de muziek. Wanneer de band waarvoor we kwamen begint te spelen ben je dan ook in geen velden of when te bekennen. Net als andere bekende gezichten overigens.

Ik laat me los in de muziek en geniet van het beuken in de pit. Af en toe zie ik je voorbij vliegen maar het kan mijn aandacht niet echt vasthouden. Wanneer ik kijk naar het podium zie ik je staan. Een brede glimlach op je gezicht van puur genot. Wanneer ik door heb wat je wil doen is het eigenlijk te laat. Je draait je om en loopt achteruit richting de rand van het podium. Achter je gaat iedereen al snel aan de kant. Je zet je af op de rand van het podium en ik zie het gelukzalige gevoel van loslaten over je gezicht glijden. Ik hou van je.

maandag 11 april 2016

Dinsdagochtend

Ik vind het maar niets als 's ochtends vroeg jouw wekker afgaat. Niet omdat je verschrikkelijke wekkers hebt, want die heb je. Maar omdat ik weet dat je warme lichaam alweer is vertrokken wanneer ik mijn ogen open.
We zijn beide niet echt ochtend mensen, maar voor ik door heb waar ik ben sta jij je boxer alweer aan te trekken. Ik bied je iedere keer weer koffie aan, terwijl ik weet dat je deze zult afwijzen. Als ik rechtovereind in bed zit en mijn ogen laat wennen aan het plotselinge licht knoop jij je blouse langzaamaan dicht. Het tovert een ondeugende glimlach op m'n gezicht. Het is koud in bed met mijn schouders zo boven de dekens en het liefst zou ik je vragen terug in bed te kruipen, maar ik weet dat het nu niet kan.
Soms zit je met je hoofd al bij werk, dan pak je gehaast je spullen en mompelt een afscheid terwijl je de deurklink al vast hebt. Andere keren ben je met je gedachten nog bij mij en zie ik een glinstering in je ogen. Je loopt met je vermoeide hoofd toch nog even terug naar het bed om me een kus te geven. Met een speelse, bijna ondeugende lach loop je weg, nog even een knipoog gevend in de deuropening.
Wanneer je dan vertrekt begin ik vaak belachelijk te lachen, het is geen brullende lach of eentje waarvan je tranen in je ogen krijgt, maar een lach waarbij je gaat blozen. Een lach die je als een trilling door je hele lijf voelt suizen met een flinke lading adrenaline, dit was echt heel erg fijn. Ik blijf rechtop in bed zitten en droom wat voor me uit met het flesje water, wat zojuist nog naast mijn bed stond in mijn handen. Als mijn gedachten weer op aarde zijn geland besef ik dat ook ik in beweging moet komen.
Al wankelend kom ik overeind, balancerend tussen de spullen op de vloer. De flessen wijn naast de kist, de asbak op het kleed tussen de boeken en de kleren die verspreid liggen over de vloer. Ik pak de eerste kledingstukken van de vloer die nog schoon zijn en trek ze verrassend vloeiend aan. Waarom gaat dat alleen normaal als je alleen bent?
Ik trek aan het koortje van het gordijn van mijn zijraam, het witte doek rolt langzaam naar boven zodat ik het raam wagenwijd open kan zetten. De koude wind waait direct door de kamer. Ik leun met mijn rug tegen de muur en laat me omlaag glijden tot ik op de grond zit. Ik steek de laatste peuk op uit het pakje en blijf maar glimlachen. Ik spreek mezelf in m'n hoofd streng toe: 'gedraag je, je lijkt wel een verliefde puber'. Dit levert natuurlijk alleen maar meer kriebels en giechels op. Wanneer de wekker voor de derde keer afgaat slaat de paniek dan toch toe, niet weer. Ik verzamel m'n spullen om te kunnen douchen en duim heel hard dat er niemand op de badkamer is, anders ben ik echt de pineut. Een kwartier later sta ik aangekleed en bepakt mijn deur op slot te draaien. Om in een sprintje van de trappen naar beneden te rennen, oplettend dat ik niet flikker over de treden of tegen de branddeur aanloop, die geven stiekem toch niet altijd even goed mee.
Beneden probeer ik mijn verroeste slot te openen, zoals iedere morgen bedenk ik me weer dat ik dat slot eigenlijk zou moeten smeren, misschien ben ik dan niet 7 minuten bezig om dat kreng open te krijgen. Te vergeefs laat ik de fiets dan toch maar weer staan, tijd voor het dagelijkse sprintje naar het station. De visboer steekt alweer z'n hand op als ik langs kom rennen.
Op het station staat iedereen stil, bij voorkeur midden in het pad of net voor de elektrische deuren, die standaard te langzaam open gaan. Ik wurm me er doorheen, de laatste metro nog net mee kunnen pakkend. Bewegend langs de stilstaande mensen, beland ik twee minuten voor vertrek dan toch weer net op tijd in de juiste trein, het is een wonder dat dit nooit mis gaat. Ik stal mijn spullen naast me neer en graai door mijn tas op zoek naar mijn mobiel. Wanneer het lampje van mijn telefoon roze knippert maak mijn hart een klein sprongetje, jij bent het. Een berichtje dat je alweer op de fiets zit en me een fijne dag verder wenst. Oh ja en het was fijn gisteravond.
Ik voel me goed.
Wanneer ik het spiegeltje en mijn mascara uit mijn tas vis, blijkt mijn gezicht dat verder niet uit te dragen. Ik heb roze blosjes op m'n wangen, waarschijnlijk van het berichtje en de gedachtes aan gisteravond. De rest van mijn gezicht is lijkbleek en ik heb wallen tot op mijn enkels. Normaalgezegd zou ik me hier geïrriteerd over kunnen voelen. Wetende dat ik me vandaag weer van mijn beste kant moet laten zien tijdens de presentaties. Op dinsdagochtend maakt het me echter standaard wat minder uit.
Want ik weet dat ik jou weer heb gezien.