maandag 15 oktober 2018

Paniek


Het is koud als ik eenmaal buiten sta. Mijn vingers zijn wat stroef en dat maakt het niet makkelijker om mijn oortjes uit de knoop te halen. 'Kut kabouters' schiet er door m'n hoofd. Het is maar een paar honderd meter lopen maar ik heb besloten wat eerder te vertrekken en nog wat rondjes te lopen. Er stopt een auto naast me 'hey meisje, wil je een lift ofzo?'. Dit is mijn teken om de pas erin te zetten. Ik hoor m'n hakken tikken terwijl ik het eindelijk voor elkaar krijg om de oortjes uit elkaar te halen. 'It's 'cause you're mine' zingt Max Colombie zwoel in mijn oren. Voor een paar tellen geef ik mezelf de ruimte om de muziek volledig in me op te nemen alsof ik hier even niet ben.

Op straat is het al donker, te vroeg naar mijn smaak. Ik besluit straal de verkeerde kant op te lopen van mijn bestemming en wat rustigere straten op te zoeken verlicht met lantaarns. Het gemis aan andere levende wezens doet me goed. De lampen achter de gordijnen zijn het enige teken dat je in de stad nooit helemaal alleen bent. Ik hoor alleen Max en het klikken van mijn hakken over niet de meest handige tegels voor dit schoeisel. Ik merk aan mezelf dat ik gespannen ben dus de frisse wind in mijn gezicht is een aangename sensatie. Mijn route daalt wat af en voor ik het weet sta ik alweer in de drukte. Mensen verplaatsen zich van de verwarmde terrassen naar binnen bij de restaurants en de bussen schieten voorbij alsof ze de enige op de weg zijn. Dit is mij te druk. Ik loop een straat naar beneden en probeer me te focussen op mijn ademhaling terwijl ik mezelf probeer toe te spreken in m'n hoofd. 'Je gaat alleen maar een drankje doen met een jongen waarmee je een geschiedenis hebt. What's the big deal? Misschien kun je er zelfs nog wel een vriendschap mee opbouwen.' Hoewel ik echt probeer mezelf om te praten lijken de woorden overspoelt te worden door andere hersenspinsels.

Ik duik een steegje in en doe alsof ik een muurschildering die er pas staat, bijzonder interessant vind. Ik heb deze afbeelding van de Krusty Krap al vaker gezien maar het leidt me nu af van mijn gedachten. Terwijl het buiten stervenskoud is heb ik het nog steeds heet en de klok zorgt er niet voor dat mijn spanning afneemt, wanneer ik zie dat ik nog maar 5 minuten heb om op de plaats van bestemming te komen. Met een stevige pas loop ik op het doel af, nog net voorkomend dat ik mijn voeten verkeerd neerzet en gestrekt ga. Ik voel me stom.

'Hier ben ik 26 jaar en nog steeds niet in staat om mijn voeten fatsoenlijk neer te zetten. Zodoende heb ik nu een blessure waardoor ik niet kan zitten, wat afspreken met een oude liefde niet bepaald een charmante aangelegenheid maakt. Worst of all durf ik die jongen na alles niet meer onder ogen te komen, waardoor ik me geen houding weet te geven. Ja hoor, op zo'n honderd meter afstand sta ik te hyperventileren tegen een muurtje aan, jottem.'

Wanneer ik mijn ademhaling weer onder controle heb loop ik het café tegemoet. De jongen die geen dag in onze relatie op tijd is geweest zit al te wachten. Hier heb ik niet voldoende over nagedacht, hoe begroet je iemand die ooit je hele wereld was? Ik besluit te gaan voor een ongemakkelijke 'hi' als ik tegenover hem ga staan. Want alleen een avond moeten staan was nog niet ongemakkelijk genoeg. Ik heb het bloedheet dus ik trek subtiel zoveel mogelijk kledingstukken uit. Ik vraag hem hoe het gaat en we kletsen wat over koetjes en kalfjes wanneer onze bestelling wordt opgenomen. Ja hoor, meneer besluit ook wat eten te bestellen. De moed zakt me in de schoenen wanneer ik besef dat dit niet puur een drankje is en dat we zo waarschijnlijk niet verder lopen. Ik voel het draaierig worden in mijn hoofd en pak de tafel nog wat steviger vast. ‘Waag het niet nu direct te flikkeren’ spreek ik mezelf toe. De druppels zweet glijden over m'n rug langs mijn bh-sluiting, erg naar. Hij verteld wat over z'n werk en vraagt naar mijn verjaardag maar mijn mond lijkt op slot te zitten. 'Gaat het wel goed?' Ik moet er belabberd uitzien als hij dat vraagt. Al hyperventilerend zeg ik dan ook dat ik heel even een sigaretje ga doen.

'Fuck, fuck, fuck.' Ik krijg mijn sigaret niet aan met mijn trillende handen dus gelukkig wil een meneer hem wel voor mij aansteken. Al rokend krijg ik mijn ademhaling weer onder controle en ijsbeer ik heen en weer. 'Ik kan dit, ik kan dit, ik kan dit.' Ondertussen is het gaan miezeren dus ik laat wat welkome druppels op m'n gezicht vallen voor ik weer naar binnen ga.

Hij heeft een tas op tafel gezet met daarin een verlaat verjaardagscadeau. De verjaardag waar hij zou komen, waarvoor hij naar de stad is gekomen, waar hij dus een cadeautje voor had, maar waarop hij niet is gekomen omdat hij de moeite niet nam zijn mobiel te checken om te zien waar ik was. Ik wilde hem die dag zo graag zien. De situatie maakt me naast ongemakkelijk dan ook een beetje boos. Aan de vorm van het inpakpapier kan ik zien dat het een fles drank is. Nu hadden we verschillende sterke dranken waar we herinneringen omheen hadden, waar we mooie avonden mee hebben gedeeld, waar we grapjes over maakten die alleen wij begrepen. De fles die ik kreeg behoorde hier niet toe.

Ik kreeg de spanning niet omlaag, hoe graag ik het ook zou willen. Heel mindfull probeerde ik dan ook op de bubbels in mijn glas te focussen maar we wisten allebei dat deze avond vanaf het eerste moment al verdoemd was. Voor ik het wist dronk ik het glas in één keer leeg, gaf hem een zoen en zei 'sorry, ik kan dit niet'. Waarnaar ik naar buiten stormde en hem liet zitten met z'n biertje en burger.

Ik voelde me stom en achterbaks, ‘die jongen is helemaal hier naartoe gekomen om jou te zien, precies waar je al weken op hoopt en dan laat je hem zo zitten.’ Ik voelde mijn mobiel trillen in mijn zak maar ik wist niet wat ik nog kon zeggen om dit nog oké te maken. Ik zette muziek op, deze keer zaten de oortjes een keer niet in de knoop, en liep strak door naar het park. Ik belandde in een soort waas waarin ik de druppels regen niet eens meer voelde vallen. Mijn been deed niet eens meer vervelend pijn en ik trapte tegen een prullenbak aan tot dit wel het geval was. Ik liep rondjes, steeds hetzelfde rondje tot ik zag dat ik ondertussen 6 gemiste oproepen had, niet alleen van hem maar ook van mijn maatje. Kut mijn maatje, die hier ongevraagd nu ook in betrokken was. Nog iemand om me schuldig tegenover te voelen. 

Mijn hyperventilatie werd heftiger tot het licht vanzelf uitging.