maandag 11 april 2016

Dinsdagochtend

Ik vind het maar niets als 's ochtends vroeg jouw wekker afgaat. Niet omdat je verschrikkelijke wekkers hebt, want die heb je. Maar omdat ik weet dat je warme lichaam alweer is vertrokken wanneer ik mijn ogen open.
We zijn beide niet echt ochtend mensen, maar voor ik door heb waar ik ben sta jij je boxer alweer aan te trekken. Ik bied je iedere keer weer koffie aan, terwijl ik weet dat je deze zult afwijzen. Als ik rechtovereind in bed zit en mijn ogen laat wennen aan het plotselinge licht knoop jij je blouse langzaamaan dicht. Het tovert een ondeugende glimlach op m'n gezicht. Het is koud in bed met mijn schouders zo boven de dekens en het liefst zou ik je vragen terug in bed te kruipen, maar ik weet dat het nu niet kan.
Soms zit je met je hoofd al bij werk, dan pak je gehaast je spullen en mompelt een afscheid terwijl je de deurklink al vast hebt. Andere keren ben je met je gedachten nog bij mij en zie ik een glinstering in je ogen. Je loopt met je vermoeide hoofd toch nog even terug naar het bed om me een kus te geven. Met een speelse, bijna ondeugende lach loop je weg, nog even een knipoog gevend in de deuropening.
Wanneer je dan vertrekt begin ik vaak belachelijk te lachen, het is geen brullende lach of eentje waarvan je tranen in je ogen krijgt, maar een lach waarbij je gaat blozen. Een lach die je als een trilling door je hele lijf voelt suizen met een flinke lading adrenaline, dit was echt heel erg fijn. Ik blijf rechtop in bed zitten en droom wat voor me uit met het flesje water, wat zojuist nog naast mijn bed stond in mijn handen. Als mijn gedachten weer op aarde zijn geland besef ik dat ook ik in beweging moet komen.
Al wankelend kom ik overeind, balancerend tussen de spullen op de vloer. De flessen wijn naast de kist, de asbak op het kleed tussen de boeken en de kleren die verspreid liggen over de vloer. Ik pak de eerste kledingstukken van de vloer die nog schoon zijn en trek ze verrassend vloeiend aan. Waarom gaat dat alleen normaal als je alleen bent?
Ik trek aan het koortje van het gordijn van mijn zijraam, het witte doek rolt langzaam naar boven zodat ik het raam wagenwijd open kan zetten. De koude wind waait direct door de kamer. Ik leun met mijn rug tegen de muur en laat me omlaag glijden tot ik op de grond zit. Ik steek de laatste peuk op uit het pakje en blijf maar glimlachen. Ik spreek mezelf in m'n hoofd streng toe: 'gedraag je, je lijkt wel een verliefde puber'. Dit levert natuurlijk alleen maar meer kriebels en giechels op. Wanneer de wekker voor de derde keer afgaat slaat de paniek dan toch toe, niet weer. Ik verzamel m'n spullen om te kunnen douchen en duim heel hard dat er niemand op de badkamer is, anders ben ik echt de pineut. Een kwartier later sta ik aangekleed en bepakt mijn deur op slot te draaien. Om in een sprintje van de trappen naar beneden te rennen, oplettend dat ik niet flikker over de treden of tegen de branddeur aanloop, die geven stiekem toch niet altijd even goed mee.
Beneden probeer ik mijn verroeste slot te openen, zoals iedere morgen bedenk ik me weer dat ik dat slot eigenlijk zou moeten smeren, misschien ben ik dan niet 7 minuten bezig om dat kreng open te krijgen. Te vergeefs laat ik de fiets dan toch maar weer staan, tijd voor het dagelijkse sprintje naar het station. De visboer steekt alweer z'n hand op als ik langs kom rennen.
Op het station staat iedereen stil, bij voorkeur midden in het pad of net voor de elektrische deuren, die standaard te langzaam open gaan. Ik wurm me er doorheen, de laatste metro nog net mee kunnen pakkend. Bewegend langs de stilstaande mensen, beland ik twee minuten voor vertrek dan toch weer net op tijd in de juiste trein, het is een wonder dat dit nooit mis gaat. Ik stal mijn spullen naast me neer en graai door mijn tas op zoek naar mijn mobiel. Wanneer het lampje van mijn telefoon roze knippert maak mijn hart een klein sprongetje, jij bent het. Een berichtje dat je alweer op de fiets zit en me een fijne dag verder wenst. Oh ja en het was fijn gisteravond.
Ik voel me goed.
Wanneer ik het spiegeltje en mijn mascara uit mijn tas vis, blijkt mijn gezicht dat verder niet uit te dragen. Ik heb roze blosjes op m'n wangen, waarschijnlijk van het berichtje en de gedachtes aan gisteravond. De rest van mijn gezicht is lijkbleek en ik heb wallen tot op mijn enkels. Normaalgezegd zou ik me hier geïrriteerd over kunnen voelen. Wetende dat ik me vandaag weer van mijn beste kant moet laten zien tijdens de presentaties. Op dinsdagochtend maakt het me echter standaard wat minder uit.
Want ik weet dat ik jou weer heb gezien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten