Ik rij nog steeds langs je huis om te zien of de lichten nog branden, maar de lichten gaan niet meer aan en de gordijnen schuiven niet op een kier.
Lopend zie ik mijn gedaante weerspiegelen in de grote etalage ruit. De ruit die al maanden wacht op een baksteen. Ik zie de regen van glas al vallen op je bed met gebroken planken.
Maar als het glas dan zou breken verschijnt daar niet mijn ogenschijnlijk grootste concurrentie. De bank die alle spanning in zich op heeft genomen.
De geur van wiet zal in de kale muren zijn getrokken. Daar waar alle woorden in zijn opgenomen.
Jij bent niet meer daar, zoals je ook niet meer hier bent. Wij zijn niet meer wij maar ik en jij. Ik bedoel jij en zij en ik en hem. Je kijkt naar me alsof je kijkt naar een na smeulende sigaret op de grond. Je ziet er vertrapt uit, met je tepel kietelende wallen en je grauwe huid. De leegte heeft zich eigen gemaakt in jouw huid. Het licht gaat niet meer aan, het gordijn schuift niet op en neer.
De regen van glas is voor jou al gevallen.
donderdag 18 september 2014
De regen van glas
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten