Als ik mijn stoel voor het raam zette kon ik al bukkend door het raam, de krakende dakgoot in klimmen. Met mijn motoriek een wat klungelig beeld, maar toch ging ik voorop. Ik kende de route. Met mijn ene hand op de schoorsteen en de andere op het dakkapel kon ik mezelf omhoog hijsen en voorzichtig proberen te draaien in de dakgoot. De schoorsteen was een makkelijk opstapje om op het dakkapel te klimmen. Geconcentreerd volgden je ogen iedere beweging die ik maakte. Iedere keer weer schrikkend als iets kraakte, ik mijn evenwicht verloor of een gekke beweging maakte. Je vond het duidelijk geen fijn gezicht, maar vertrouwde me volledig. Of je deed in ieder geval alsof. Eenmaal boven gaf je de plaid, de glazen en de wijn aan. Voorzichtig klom je in het raam, de asbak voorzichtig ontwijkend. Je zette je voeten op precies dezelfde plekken als waar mijn voeten net nog hadden gestaan. Jou ging het een stuk soepeler af. Je klom als een kat naar boven en negeerde mijn reikende hand volkomen. Eenmaal boven ging je op het randje van het dakkapel staan. Je handen in je zij, uitkijkend op kronenburgpark. Je genoot van het uitzicht en nam tevreden plaats naast mij op het kleed. Je knie raakte tegen de mijne aan. Je had het niet eens door. Met Pink Floyd op de achtergrond praatte we over onze stages, onze plannen voor de toekomst en de dagelijkse dingetjes. Al leunend tegen de dakpannen aan dronken we de fles wijn leeg tot het fris werd. De zon met haar rode gloed verdwijnend achter de bomen. Je had kippenvel op je blote armen maar ontkende de kou tot ik naar binnen wilde, eigenwijs maar fijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten