zondag 28 augustus 2016

Je vroeg of je me nog een knuffel mocht geven en of we nog wel vrienden konden blijven. Tuurlijk.


Zondagmiddag, ik stak mijn zoveelste sigaret aan op het bankje onder het afdakje. Ik had me ondertussen al drie keer omgekleed, mijn haren overnieuw gedaan, om tot de conclusie te komen dat het er niet beter op zou worden. Ik probeerde de tijd te doden en er tegelijkertijd op m’n best uit te zien. Ik had die ochtend al een paar keer boven het toilet gehangen uit pure spanning. Ik kon de hoop om er fatsoenlijk uit te zien, net zo goed meteen laten varen.

Het is alweer vijf weken geleden dat ik je heb gezien. Vijf weken geleden werd ik nog naast je wakker, om gehaast op de fiets te stappen naar werk. We appten die week aan één stuk door. We wilden elkaar weer zien. Gewoon weer even bij elkaar zijn. Met de feestdagen en jouw vakantie in het vooruitzicht zat dat er even niet in.
Ik wist dat dit niet jouw beste tijd van het jaar was. Het verbaasde me dan ook niet dat je tijdens de feestdagen steeds minder berichten stuurde. Ik miste je, maar spammen leek me weinig zin te hebben. Na de kerstdagen vertrok je op reis. Ik was in staat vrij te vragen om je weg te kunnen brengen naar het vliegveld, maar dat vond jij niet nodig.
We hielden zoveel mogelijk contact. Af en toe stuurde je een foto of een lief berichtje als teken van leven. Hoewel ik je op dit moment volledig vertrouwde vond ik het lastig om zoveel afstand tussen ons in te hebben. De achterdocht nam af en toe de overhand, maar ik probeerde het zo min mogelijk naar je te uitten. Je had het naar je zin en kwam weer wat meer tot jezelf zei je.
Met oud en nieuw zei ik dat ik van je hield. Zoals jij dat jaren terug op het dak zei. Je zei het niet terug maar vond het lief en we zouden elkaar snel weer zien. Ik telde de dagen af tot je weer in het land was, ik kon niet wachten om je weer vast te houden.

Je reispartner waarschuwde me dat ik me niet te veel moest opwinden. Ik heb nog weleens de neiging om zo blij te zijn dat het bijna manisch word. Voor de ander soms een beetje intimiderend.
Je liet me weten dat je weer was geland en dat luchtte enorm op. Het is niet dat ik panisch ben voor vliegen maar weten dat iemand weer met beide benen op de grond staat is toch wel prettig. Ik gaf je twee dagen de tijd om weer rustig te settelen voor ik voorstelde om iets af te spreken. Je had helaas geen tijd en eigenlijk de komende tijd sowieso niet. Het maakte me een beetje bang, waar komt dit ineens vandaan? Na een week besloot ik je ‘spontaan’ op te zoeken, zoals ik afgelopen jaar wel vaker had gedaan. Je was niet thuis. Na een tweede week van amper contact besloot ik dat ik mijn behoefte misschien wat duidelijker moest uitspreken. ‘Heb je deze week misschien nog een gaatje vrij? Ik wil je echt heel graag zien.’ Je had op zondagmiddag wel tijd en je stelde voor om ergens in een café af te spreken. Mijn alarmbellen gingen af. Waarom wil je op een openbare plek afspreken?
De rest van de week bedacht ik allemaal doemscenario’s. In mijn hoofd had je ondertussen de liefde van je leven in het buitenland ontmoet en besloot je dat het huisje, boompje, beestje verhaal misschien toch niet zo gruwelijk was als je altijd verkondigde. Ik wist niet wat ik moest verwachten maar ik vreesde voor het ergste. Ik bereidde het gesprek tot in detail voor, wat je zou kunnen zeggen en hoe ik dan zou reageren. Ik had al verschillende outfits gepast om te beslissen wat het meest geschikt was. Als ik je dan weer zou zien dan wilde ik er op mijn aller best uit zien en niet als het wandelende lijk, zoals ik me de afgelopen weken had gevoeld. Ik kon al nachten niet slapen van de doemscenario’s in mijn hoofd en mijn concentratie op iets anders dan ons toekomstige gesprek was ver t zoeken. Je appte de avond van te voren af.

Vandaag was ik ervan overtuigd dat het wel door zou gaan. Na een slapeloze nacht en een gruwelijk lange ochtend kwam ik tot de conclusie dat ik moest stoppen dingen in te vullen. Voor hetzelfde geld was er helemaal niets aan de hand en had je het na deze weken van afwezigheid gewoon super druk op werk. Niet dat dit voorheen een probleem was, maar toch. Ik probeerde mezelf moed in te spreken maar voelde me een wrak. Ik besloot eerder in de auto te stappen. Dan had ik nog wat tijd voor mezelf om alles op een rijtje te zetten en een rondje te lopen voordat ik gehaast het café zou betreden.

De radio speelde allemaal power woman ballads terwijl het begon te regelen. ‘It’s all so hard, it’s so hard’. Met elke zin die ik mee schreeuwde voelde ik de spanning afnemen. Des ondanks drukte ik m’n vingers om het stuur heen om niet in tranen uit te barsten. Aangekomen op de locatie bleek ik mezelf wel een erg lang wandelrondje te hebben gegund. Dus ik besloot er gebruik van te maken om een oude route te lopen die ik vaak met mijn ex had gelopen. In de regen vond ik mijn ontlading maar ik besloot toch op tijd richting het café te lopen om niet helemaal als een verzopen kat aan te komen. Je zette net je fiets op slot toen ik aankwam. Je spieren stonden strak gespannen en ik wist direct waar dit gesprek heen zou gaan. We liepen samen naar binnen en ik voelde de afstand tussen ons in hangen. Ik probeerde het te doorbreken door je hand vast te pakken maar je liet hem direct weer los.

Om de spanning te doorbreken probeerde ik de journalist uit te hangen door je allemaal vragen te stellen over de eestdagen en je reis. Je beantwoorde ze vol passie en ik zag hoe je ontdooide. Met ieder glimlachje wist je mijn angsten een klein beetje weg te nemen. Tot je besloot dat we genoeg hadden gekeuveld. ‘Maar goed waar ik het eigenlijk even met je over wilde hebben’.

Hierna volgde de meest bizarre dump speech die ik ooit heb mogen aanschouwen. Eerlijk is eerlijk ik heb er niet veel ervaring mee maar deze maakte indruk. Je hemelde me op als nooit te voren. Je vertelde waarin ik beter was dan jou en wat dat met jouw eigenwaarde deed. Ik voelde me schuldig en verward. Ik was niet beter dan jou dus hoe kon je dit denken. Je vertelde over je eigen ontwikkeling en hoe je een beter persoon wilde worden. Je plannen en je dromen. Ik merkte al snel dat ik niet voorkwam in dit plaatje. Ondanks dat ik er al voor vreesde deed het me erg veel zeer. Ik voelde me wanhopig omdat ik geen grip had op deze situatie en geen idee had hoe ik dat weer kon herpakken. Ik probeerde alles wat ik kon bedenken om je van gedachten te doen laten veranderen. Tot het inzicht uit het niets toesloeg. Je hebt een ander. Toen ik ernaar vroeg bevestigde je dat gelijk. Ik begreep er niets van. Sinds wanneer dan, hoe, wie en waarom? Daar gaf je geen antwoord op. Toen ik je vroeg om er een einde aan te maken zei je dat je dat zou doen. Ik wist op dat moment al dat je dat niet in de nabije toekomst zou doen. Ik voelde me leeg, wanhopig en alleen. Toen ik doorhad dat het voor nu geen zin meer had liepen we samen naar buiten. Je vroeg of je me nog een knuffel mocht geven en of we nog wel vrienden konden blijven. Tuurlijk.

dinsdag 10 mei 2016

Vacature stop

Je ogen branden op mijn huid. In de meeste gevallen zou ik hier ongemakkelijk van worden. Een blos op m'n wangen krijgen en friemelen aan de dekens of mijn haar. Ik zou proberen de blik te ontwijken of de focus ergens anders op leggen. Waarschijnlijk zou ik gaan lachen of ratelen, maar niet bij jou. Bij jou hoef ik me niet te schamen. Ik lees je gedachten en we converseren zonder woorden.

Zelfs na die tijd lijkt dat niet veranderd. We zijn geen partners of vrienden maar meer dan dat. We volgen elkaars bewegingen en begrijpen elkaar nog steeds zonder woorden. De nieuwsgierigheid is onverminderd, maar we zullen er nooit naar vragen. Bij elkaar zijn is al genoeg om rust te vinden.
Wanneer je er niet bent, ben je er niet. Uit het oog uit de geachte maar nooit uit het hart.
Vacature stop.

dinsdag 26 april 2016

Lang leven de koning!

Om heel eerlijk te zijn heb ik niets met het koningshuis, net zo min als (mijn inziens) de helft van Nederland. We hebben een minimaal benul van wat ze precies doen en kunnen ons daar over het algemeen niet echt druk om maken. Of we moeten het koningshuis kunnen gebruiken om een standpunt te maken. Zoals met de slaven op de koets die natuurlijk een duidelijk punt maken waarom zwarte piet afgeschaft zou moeten worden.
Voor mij persoonlijk veel woorden met weinig betekenis. Maar een feestje daar hou ik wel van en met mij veel  Nederlanders.

Elk jaar speur ik weer door mijn kast, heb ik echt niets oranjes? Nee nog steeds niet. Met een beetje geluk vind ik ergens een oranje bloemenkrans of een veer waarmee ik kan doen alsof ik er vol voor ga.

Ik struin over de vrijmarkt, kijkend naar spullen die ik herken van thuis en die inderdaad prima op een kleedje in het gras zouden kunnen liggen. Zelden tot nooit gebruikt.

Na een heftige relatie van een jaar ben ik weer opzoek naar mezelf en naar mijn vrienden. Wanneer ik met mijn ouders langs de kleedjes loop besef ik dat dit eigenlijk te belachelijk is voor woorden voor een 23-jarige.

Ik scroll door m'n whatsapp lijst om te kijken wie ik lastig kan vallen maar eigenlijk alle namen zijn twijfelachtig. Ik heb afgelopen jaar mijn focus iets te veel op mijn partner gehad en heb mijn vrienden gevoelsmatig wat verwaarloosd. Daar baalde ik al eerder van maar op dit moment word het pijnlijk duidelijk. Zitten ze nog wel op mij te wachten?

Onderaan zie ik je naam verschijen. We hebben eigenlijk geen contact gehad afgelopen jaar  want dat mocht absoluut niet en ik ga daar niet mee stoken als de relatie goed zit.

Toch is er iets met iets niet mogen. Alles wat verboden is word ineens interessant. Zoals je eerste sigaret stiekem roken op je 15e puur omdat het verbod het spannend maakt.

Ik ben niemand meer iets verschuldigd en ik probeer me erbij neer te leggen dat mijn ex nu echt mijn ex is en dat dit niet zonder reden was. Ik mag nu dus doen en laten wat ik wil zonder me te moeten verantwoorden.

Ik trek de stoute schoenen aan en besluit je een berichtje te sturen. Je bent in Nijmegen en hebt zin om te komen maar dan wel eerst bier! We spreken af voor de supermarkt om die wens meteen te vervullen. Het is gek om met jou in de supermarkt te staan waar ik op de middelbare school zoveel tijd heb gespendeerd starend naar de schappen.

Deze keer is weinig anders. Wijn is makkelijk, goedkoop en uit een pak. Bier is een grotere uitdaging, wat is lekker en sterk genoeg zodat je niet te veel hoeft te sjouwen. Het staren naar het schap is erg ongemakkelijk maar tegelijkertijd fijn omdat we niet hoeven te praten over serieuze dingen maar onzinnig kunnen lullen over iets basaals als bier. Wanneer we langs mijn middelbare school lopen drinken we binnen no time het pak op,  wederom waarschijnlijk om de ongemakkelijkheid te verbloemen.

In de zon speelt de alcohol al snel in op mijn spontaniteit en begin ik plagerige grapjes te maken. Totaal niet flirterig maar het breekt wel de spanning.

Lopend over de markt kletsen we lekker over van alles en nog wat. We zien amper wat op de kleden ligt, laat staan wie ons aan staat te staren vanaf een krukje. Onze focus ligt op muziek, zoals dat altijd was wat ons bond. Wanneer iemand achter een kraampje ons herkent schrikken we beide op. Bijna beschaamd dat iemand ons samen ziet. We kletsen wat en kopen bij de stand ernaast en afschuwelijke cd waar jij er graag twee van wilden hebben.

We gaan in het gras zitten en drinken zwaar bier. Na een paar slokken slaat de alcohol bij mij snoeihard in. Ik staar naar de wolken, de zon op m'n gezicht, de vochtige grassprieten onder m'n vingertoppen. Ik merk amper dat ik niet alleen ben tot je zegt dat er zo nog wat vriendinnen komen.

Ik probeer me te focussen op het gesprek met z'n vieren maar ik merk dat ik zweef en totaal niet aanwezig ben. Je zegt dat je thuis nog een jointje hebt en zonder na te denken loop ik met je mee. We praten, maar ik sla amper een woord op. Volledig verzonken in m'n eigen wereldje.

Voor je deur ontmoeten we weer een vriendin. Zij lijkt de alcohol ook te voelen en is lekker melig. We zingen op de trappen en houden elkaar stevig vast. Bij jou thuis drinken we nog wat een schreeuwen en springen mee met de muziek tot we beseffen dat je buren hebt.

We besluiten richting de stad te gaan. Ik heb geen fiets en mag de heuvel op fietsen met mijn vriendin achterop. We slingeren over het fietspad en lachen ons kapot. Mijn conditie blijkt zowaar nog slechter dan gedacht en ik ben bijna buitenadem van het lachen en het fietsen.

Gelukzalig stap ik van de fiets. Jij zit bij je hoofd nog ergens bij je werk en besluit flyers uit te gaan delen aan iedereen die ook maar oogcontact maakt. Je begint zelfs te praten met mensen die we beide eigenlijk niet mogen.

We lopen langs de coffeeshop naar het park. Bij de kassa zie ik een collega en probeer zo normaal mogelijk te doen.

Met een biertje in de hand raken we in een diep gesprek op een hoger niveau. De rest snapt er niets van en verdwijnt druppels gewijs. Althans dat is mijn conclusie. De muziek trilt door onze botten en we hebben zin om te dansen. Je pakt me vast en draait me rond. Normaal gezegd zou ik hier iets bij voelen of iets van vinden maar ik zweef en geniet van elke aanraking. Tintelingen op de punten waarop jouw lijf de mijne aanraakt. Als de muziek veranderd en we elkaar los laten, drijven we onze eigen weg af op de muziek. Wanneer de band waarvoor we kwamen begint te spelen ben je dan ook in geen velden of when te bekennen. Net als andere bekende gezichten overigens.

Ik laat me los in de muziek en geniet van het beuken in de pit. Af en toe zie ik je voorbij vliegen maar het kan mijn aandacht niet echt vasthouden. Wanneer ik kijk naar het podium zie ik je staan. Een brede glimlach op je gezicht van puur genot. Wanneer ik door heb wat je wil doen is het eigenlijk te laat. Je draait je om en loopt achteruit richting de rand van het podium. Achter je gaat iedereen al snel aan de kant. Je zet je af op de rand van het podium en ik zie het gelukzalige gevoel van loslaten over je gezicht glijden. Ik hou van je.

maandag 11 april 2016

Dinsdagochtend

Ik vind het maar niets als 's ochtends vroeg jouw wekker afgaat. Niet omdat je verschrikkelijke wekkers hebt, want die heb je. Maar omdat ik weet dat je warme lichaam alweer is vertrokken wanneer ik mijn ogen open.
We zijn beide niet echt ochtend mensen, maar voor ik door heb waar ik ben sta jij je boxer alweer aan te trekken. Ik bied je iedere keer weer koffie aan, terwijl ik weet dat je deze zult afwijzen. Als ik rechtovereind in bed zit en mijn ogen laat wennen aan het plotselinge licht knoop jij je blouse langzaamaan dicht. Het tovert een ondeugende glimlach op m'n gezicht. Het is koud in bed met mijn schouders zo boven de dekens en het liefst zou ik je vragen terug in bed te kruipen, maar ik weet dat het nu niet kan.
Soms zit je met je hoofd al bij werk, dan pak je gehaast je spullen en mompelt een afscheid terwijl je de deurklink al vast hebt. Andere keren ben je met je gedachten nog bij mij en zie ik een glinstering in je ogen. Je loopt met je vermoeide hoofd toch nog even terug naar het bed om me een kus te geven. Met een speelse, bijna ondeugende lach loop je weg, nog even een knipoog gevend in de deuropening.
Wanneer je dan vertrekt begin ik vaak belachelijk te lachen, het is geen brullende lach of eentje waarvan je tranen in je ogen krijgt, maar een lach waarbij je gaat blozen. Een lach die je als een trilling door je hele lijf voelt suizen met een flinke lading adrenaline, dit was echt heel erg fijn. Ik blijf rechtop in bed zitten en droom wat voor me uit met het flesje water, wat zojuist nog naast mijn bed stond in mijn handen. Als mijn gedachten weer op aarde zijn geland besef ik dat ook ik in beweging moet komen.
Al wankelend kom ik overeind, balancerend tussen de spullen op de vloer. De flessen wijn naast de kist, de asbak op het kleed tussen de boeken en de kleren die verspreid liggen over de vloer. Ik pak de eerste kledingstukken van de vloer die nog schoon zijn en trek ze verrassend vloeiend aan. Waarom gaat dat alleen normaal als je alleen bent?
Ik trek aan het koortje van het gordijn van mijn zijraam, het witte doek rolt langzaam naar boven zodat ik het raam wagenwijd open kan zetten. De koude wind waait direct door de kamer. Ik leun met mijn rug tegen de muur en laat me omlaag glijden tot ik op de grond zit. Ik steek de laatste peuk op uit het pakje en blijf maar glimlachen. Ik spreek mezelf in m'n hoofd streng toe: 'gedraag je, je lijkt wel een verliefde puber'. Dit levert natuurlijk alleen maar meer kriebels en giechels op. Wanneer de wekker voor de derde keer afgaat slaat de paniek dan toch toe, niet weer. Ik verzamel m'n spullen om te kunnen douchen en duim heel hard dat er niemand op de badkamer is, anders ben ik echt de pineut. Een kwartier later sta ik aangekleed en bepakt mijn deur op slot te draaien. Om in een sprintje van de trappen naar beneden te rennen, oplettend dat ik niet flikker over de treden of tegen de branddeur aanloop, die geven stiekem toch niet altijd even goed mee.
Beneden probeer ik mijn verroeste slot te openen, zoals iedere morgen bedenk ik me weer dat ik dat slot eigenlijk zou moeten smeren, misschien ben ik dan niet 7 minuten bezig om dat kreng open te krijgen. Te vergeefs laat ik de fiets dan toch maar weer staan, tijd voor het dagelijkse sprintje naar het station. De visboer steekt alweer z'n hand op als ik langs kom rennen.
Op het station staat iedereen stil, bij voorkeur midden in het pad of net voor de elektrische deuren, die standaard te langzaam open gaan. Ik wurm me er doorheen, de laatste metro nog net mee kunnen pakkend. Bewegend langs de stilstaande mensen, beland ik twee minuten voor vertrek dan toch weer net op tijd in de juiste trein, het is een wonder dat dit nooit mis gaat. Ik stal mijn spullen naast me neer en graai door mijn tas op zoek naar mijn mobiel. Wanneer het lampje van mijn telefoon roze knippert maak mijn hart een klein sprongetje, jij bent het. Een berichtje dat je alweer op de fiets zit en me een fijne dag verder wenst. Oh ja en het was fijn gisteravond.
Ik voel me goed.
Wanneer ik het spiegeltje en mijn mascara uit mijn tas vis, blijkt mijn gezicht dat verder niet uit te dragen. Ik heb roze blosjes op m'n wangen, waarschijnlijk van het berichtje en de gedachtes aan gisteravond. De rest van mijn gezicht is lijkbleek en ik heb wallen tot op mijn enkels. Normaalgezegd zou ik me hier geïrriteerd over kunnen voelen. Wetende dat ik me vandaag weer van mijn beste kant moet laten zien tijdens de presentaties. Op dinsdagochtend maakt het me echter standaard wat minder uit.
Want ik weet dat ik jou weer heb gezien.

dinsdag 19 januari 2016

Picknicken in het park.

De meest originele ideeën voelen vaak ook als de meest onmogelijke.
Wanneer ik in de supermarkt sta, slaat de twijfel met een koude wind toe.
Ik heb kippenvel op mijn armen terwijl mijn hoofd dusdanig overuren maakt dat ik betwijfel of ik niet oververhit raak.
Voor de koelafdeling kijk ik aandachtig naar de tapas, de drukte om me heen lijkt ineens verdwenen.

Keuzes maken was nooit mijn sterkste kant maar dit hoeft geen rocket science te zijn, kom op denk na.
Wat zou hij lekker vinden? vlees, maar wat voor vlees dan? voor ik het weet sta ik met een lege mand vijf minuten later nog steeds glazig voor me uit te staren.
Ik kijk naar de mensen om me heen en besluit hetzelfde te pakken als de man naast me.
Hij kijkt me een beetje vreemd aan maar het zal wel goed zijn.

Met een rode kop van het fietsen en een zware boodschappentas in mijn hand sta ik twijfelend voor de deur, was dit nou echt zo'n goed idee?

Ik wil hem vanavond vertellen wat ik voor hem voel, wederom niet één van mijn sterkste kanten.
Na mijn getwijfel van de laatste maanden voel ik me nu vrij zeker van mijn keuze, ik weet niet in hoeverre hij dit aan ziet komen en of hij hierop zit te wachten.
Na al onze pogingen om er iets van te maken in het verleden, wil ik hem laten zien dat ik alles achter ons wil laten om ervoor te gaan, maar was dit nou de manier waarop?


Al vloekend op de zware boodschappentas bel ik toch maar aan, let's do this.
Wanneer ik de deur op een kier zie staan en hem met plastic hoor rommelen, weet ik dat hij ergens anders is met z'n gedachten, fijn.
Met een even rood hoofd, komt hij mijn kant op met een bos bloemen. Even langs de buren.
In het portaal hoor ik hem stuntelend uit zijn woorden komen, lief.
Voor mij een moment om ook weer even zen te worden en de juiste woorden te vinden.


Wanneer hij terugkomt oogt hij vermoeid, 'zullen we dan maar?'
We lopen achter elkaar de trap af, ik vooraan zodat ik zijn bewegingen even niet kan lezen.
Buiten lopen we ongemakkelijk naast elkaar richting het park, hij pratend over zijn dag, ik inwendig mopperend op de nog steeds veelte zware tas.

Wanneer ik het kleed over het gras spreid en de tas begin uit te pakken, lijk ik mijn rust weer een beetje te vinden.
Hij kijkt geënthousiasmeerd mijn kant op wanneer hij mij ziet klungelen met de fles wijn, ik krijg mijn handen nog niet genoeg onder controle om die verdomde fles open te draaien.
Hij neemt de fles van mij over en rijkt me een glas aan.
We kletsen verder over koetjes en kalfjes, zijn verjaardag, de druk op werk, klagende buren en het heerlijke weer. 


Een man rent volledig bezweet voor de vierde keer voorbij wanneer we ons prijzen dat we gewoon in de zon kunnen zitten zonder te hoeven rennen met dit weer.

Wanneer er een ongemakkelijke stilte valt weet ik dat ik de kans moet grijpen om mijn woorden eruit te gooien.
Zoals je altijd zult zien in dit soort situaties, is mijn hoofd echter ineens blanco wanneer ik de juiste woorden wil vinden.
Zou hij doorhebben dat ik iets wil vertellen?
Dan begint hij uit zichzelf te praten.
Hij heeft door dat ik in twijfel zat en dat ik continu loop te draaien, gekmakend, ook voor hem.
Duidelijk geen idee wat dit is en waar we eigenlijk mee bezig zijn.

Met ieder woord voel ik de moed in mijn schoenen zakken.
Hij twijfelt aan zichzelf, aan ons en aan mij.


Onder spanning of druk presteer je vaak efficiënter, niet perse beter.    
Ik zeg hem dat ik gek op hem ben en voor hem wil gaan.
Daar schrikt niet alleen hij van maar ook ik, had het nog directer kunnen zijn?
Uit spanning begin ik te ratelen, ik biecht alles op wat in mijn hoofd op popt en mis de pauze knop.
Ik zie hem af en toe verbaasd kijken maar hij blijft me kalm aanstaren.
Wat ik nu wel niet zou willen geven om in zijn hoofd te kunnen kijken.
Ik hoor mezelf praten maar heb geen idee meer wat ik allemaal zeg.
Hier ga ik spijt van krijgen.


Wanneer de hardloper voor de zoveelste keer voorbij komt maakt hij wederom dezelfde grap.
De spanning is gebroken en we moeten er samen om lachen.
Beschaamd staar ik naar mijn wijn, moet ik nu vragen wat hij ervan vind?


'Zullen we maar weer gewoon richting huis gaan? het begint af te koelen.'